Inleiding

Mensen met een paranoïde persoonlijkheidsstoornis, afgekort tot PPD, hebben een aanhoudend en ongegrond wantrouwen en verdenkingen dat andere mensen hem of haar vijandig gezind zijn, bedreigen, vernederen, misbruiken of schaden. Deze ideeën worden keihard in stand gehouden terwijl daarvoor geen enkel tastbaar ondersteunend bewijs bestaat.
De stoornis is één van de tien persoonlijkheidsstoornissen, zoals die in de laatste versie van het alom in de Nederlandse psychiatrie gebruikte handboek, The Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders, Fifth Edition, Text Revision (DSM-5-TR) uit 2022, worden beschreven.

Ondanks de in alles doordringende verdenkingen, die ze jegens anderen kunnen en zullen koesteren, lijden patiënten met PPD niet aan wanen (behalve op momenten dat die opgewekt worden als gevolg van stress of drugs). Meestal blijven ze wel met twee benen in de realiteit staan, behalve natuurlijk voor wat betreft hun misinterpretatie van de motieven en intenties van anderen. Patiënten met PPD zijn niet psychotisch, maar hun overtuiging dat anderen zich bezighouden met hen te 'pakken', hen te beschadigen of hen te vernederen zal er vaak toe leiden dat er ernstige gevoelens van vijandigheid (uiteindelijk over en weer) en sociale isolatie zullen ontstaan.

Beschrijving
Mensen met PPD vertrouwen andere mensen niet. Het belangrijkste symptoom en signaal van mensen met PPD is de hoge mate van wantrouwen, argwaan en verdenkingen wanneer ze met anderen omgaan. Zelfs vriendelijk bedoelde gestes worden vaak foutief geïnterpreteerd als zijnde manipulatief of kwaadwillig. Of die patronen van wantrouwen en verdenkingen beginnen gedurende de kindertijd of de puberteit, ze zullen al snel het leven gaan beheersen van diegene die er aan lijdt. Zulke patiënten zijn gewoonlijk niet in staat om warme relaties met anderen aan te gaan.

Ze verdenken vreemden - en zelfs de mensen die ze wel langdurig kennen – van het feit dat ze voortdurend van plan zijn om hen te beschadigen, te misbruiken of uit te buiten, terwijl er geen enkel bewijs bestaat om dit geloof te bevestigen. Als direct resultaat van het feit dat ze zich constant bezig houden met het vermeende gebrek aan betrouwbaarheid van anderen, hebben patiënten met PPD maar weinig echte vrienden of zelfs maar sociale contacten. Ze stoten hun mogelijke vrienden effectief af en blijven uiteindelijk eenzaam en vriendenloos achter op de bank.

Doordat overal vijandschappen worden gezien en opgewekt durven ze vaak niet eens meer de straat op. Overal zullen ze immers hun vijanden zien lopen. Interacties met anderen worden vaak ook gekarakteriseerd door een voortdurend groeiende afstandelijkheid en niet zelden door vijandelijkheid (zelfs al is dat maar de postbode of de buren).

Ze passen eigenlijk binnen geen enkele groep en kunnen ook nooit doelmatig binnen een team samenwerken. Als ze al een baan hebben wordt ook deze vaak door veelvuldige conflicten gekenmerkt en wordt hen uiteindelijk door leidinggevenden vaak verzocht om eens uit te kijken naar een andere werkgever.

Vaak zie je dan ook dat dergelijke patiënten langdurig werkloos zijn of dat ze een baantje hebben waar ze in hun eentje werkzaamheden moeten uitvoeren. Hun eventuele productie staat ook vaak in dienst van hun wraakzuchtige reacties op ongefundeerde verdenkingen. Stel dat zo iemand als freelance journalist werkzaam is, dan zijn hun stukjes steeds doordrongen van het gif dat hun eigen geest heeft vergiftigd.

Als ze ooit trouwen, wordt de relatie vaak gekarakteriseerd door gevoelens van pathologische jaloezie en voortdurende pogingen om hun partner te controleren. Ze zullen vaak geloven dat hun partner hen ontrouw is. Volstrekt onschuldige toevallige ontmoetingen en gesprekjes met mannen in de supermarkt worden als gevolg van hun pathologische jaloezie in veel gevallen ‘vertaald’ als ‘Ze gaat vreemd’. Die partner wordt dan langere tijd het slachtoffer van de agressieve acties van de patiënt met PPD. Hij vergeeft haar nooit voor het nooit plaatsgevonden overspel en blijft haar leven op een ziekelijke manier controleren.

Mensen die lijden aan PPD zijn erg lastig om mee om te gaan. Ze kunnen nooit op een normale en ongedwongen manier een gesprek voeren. Ze zijn altijd bezig met het achterdochtig zoeken en 'vinden' van bewijs dat anderen tegen hen zijn. Hun angst – en de bedreigingen, die ze in onschuldige opmerkingen en acties van anderen denken te zien – leidt er vaak toe dat ze voortdurend zeuren en mopperen over anderen. En dat gedrag leidt vaak op zich weer tot een mokkend terugtrekken in zichzelf. Ze kunnen agressief jegens anderen zijn, maar vaker nog ruziezoekend, provocerend of doodgewoon kinderachtig vervelend. Een simpel nachtelijk telefoontje van iemand die verkeerd verbonden was kan uitgroeien tot een allesoverheersend idee van ‘Ik word met de dood bedreigd’. Verliezen ze, bijvoorbeeld, een bos sleutels dan moet er wel ingebroken zijn om die sleutels te stelen en worden er onmiddellijk extra sloten geplaatst om herhaling te voorkomen.

Ze hebben ook niet door dat hun eigen denkbeelden en acties ertoe kunnen leiden dat hun spaarzame vrienden zich uiteindelijk gedwongen voelen te reageren. Vaak lopen die al op hun tenen en wegen ieder woord af om maar niet de toorn en wraakzucht op te wekken. Iets miniems kan de vriendschap al doen verpulveren. Die vriendschap verandert dan in een langdurige vijandschap. De persoon met PPD ziet niet in dat hijzelf de oorzaak van het uiteendrijven is geweest. Onaangekondigde visites worden soms zo vervelend gevonden dat de wanhopige vriend aan de patiënt vertelt dat hij van plan is naar een ander deel van het land of zelfs naar het buitenland wil emigreren. Deze, o zo duidelijke hint, wordt echter nooit begrepen.

Ieder voorval – hoe klein ook - wordt in hun vaak ziekelijke fantasie zodanig opgeblazen dat ze zich gedwongen voelen om actie te ondernemen. Ze voelen zich vaak zo zeker van hun zaak dat het vaak voorkomt dat ze bij de politie aangifte willen doen van bedreiging, stalking, etc. Die politie-agenten krabben zich dan vaak achter de oren als ze het verwarrende en onsamenhangende verhaal aan moeten horen. Uiteindelijk blijft van een aangifte natuurlijk niets over en de patiënt wordt vriendelijk verzocht het bureau te verlaten. Dit geeft op zichzelf weer voeding aan hun gevoelens van paranoia: iedereen is tegen me en er bestaat een plot of complot om mij tegen te werken.

Het komt zelfs wel voor dat ze door hun gescheld en gevloek zoveel herrie maken dat buren ten einde raad naar de bouwvereniging stappen om te vragen of er niet iets aan die voortdurende overlast gedaan kan worden. Als dat voorval uiteindelijk weer bekend raakt dan zien ze dat weer als onderdeel van het complot om hen te beschadigen. Zelfreflectie is hen geheel vreemd.

Door hun PPD (en de daarvoor ingenomen medicijnen) besteden ze soms niet voldoende aandacht aan hun persoonlijke hygiëne: ze zijn dan ongewassen, ongeschoren en slordig gekleed. Ook hun omgeving verloedert soms door hun gebrek aan aandacht voor dit soort - in hun ogen - geheel onbelangrijke zaken.

Ze hebben een overdreven gevoel van belangrijkheid. Ze claimen dat ze hun (illusionaire) tegenstander ‘kapot’ zullen maken en schermen met invloed en invloedrijke vrienden. Die zogenaamde vrienden zijn echter in de regel verstandig genoeg om zich niet in een wespennest te willen begeven. De invloed en invloedssfeer van iemand met PPD is daardoor in werkelijkheid altijd beperkt.

Vreemd genoeg wordt hun paranoide denkwereld vrijwel uitgeschakeld als zij in contact komen met oplichters en grootsprekers. In die omstandigheden zijn ze dan weer goedgelovig ('gullible').

Het internet is voor mensen met PPD een prachtig instrument om hun pathetische wraakgevoelens te uiten. Ze versturen vaak een te overdreven hoeveelheid e-mails of tweets om hun 'gelijk' te bewijzen. Die handelswijze wekt de ergernis van normaal denkende mensen en toont daarom juist aan hoe ziek iemand met PPD is. Bovendien wordt een eventueel eigen weblog ook gevuld met allerlei onzin en gif over hun doelwit. Ze zien echter niet in dat Google al die namen (bijvoorbeeld een eigennaam of een titel van een boek) en links (bijvoorbeeld naar deze site) meetelt waardoor die onbekende publiciteit (hun eigen site of weblog is vrijwel altijd chaotisch van opzet en obscuur, waardoor niemand die site leest) er onbedoeld voor zorgt dat het doelwit hoger in de Google-zoekresultaten terechtkomt.

Ze komen vaak ook laf over omdat ze zich verschuilen voor daadwerkelijke agressieve confrontaties. Slechts tegen hun onderdanig aandoende partner durven ze zich gewelddadig op te stellen. Tegen anderen wordt de strijd tegenwoordig vaak in de anonimiteit van het internet gevoerd. Ook worden - heel achterbaks - vrienden en bekenden van hun veronderstelde vijanden benaderd om die te overtuigen van het idee dat hun vriend of kennis beslist niet te vertrouwen is. Verwonderd vragen die zich op hun beurt af wat die man nu precies bedoelde en vragen het 'slachtoffer' om uitleg. Daarna wordt die persoon met PPD vervolgens maar schouderophalend als 'gek' bestempeld en wordt diens e-mail-adres als spam behandeld.

Natuurlijk hebben mensen met PDD zelf ook last van hun stoornis, maar omdat ze steeds anderen daarvan de schuld geven zullen ze maar zelden professionele psychiatrische hulp zoeken. Hun wantrouwen strekt zich ook uit naar de eventuele behandelaars en de door hun voorgeschreven medicijnen. Niet zelden zijn mensen met PPD redelijk intelligent en de opkomst van het internet heeft er voor gezorgd dat ze veel informatie over eventueel voor te schrijven medicijnen zullen opzoeken.

Hun medicijntrouw is vaak slecht, ook omdat een neiging tot verslaving vaak de beoogde positieve aspecten van die medicijnen teniet worden gedaan. Mede daardoor wordt vaak van medicijn gewisseld: een medicijn wordt bij hen de eerste week als perfect werkend gezien, terwijl het de volgende week alweer waardeloos kan zijn. Een psychiater wordt door hun wantrouwende aard niet gezien als een therapeut, maar als een goede vriend waarmee gezellige gesprekken worden gevoerd.

Voor een psychiater zijn patiënten met PPD de lastigste die ze kunnen treffen: hun wantrouwen zorgt ervoor dat achter iedere vraag een negatieve bedoeling zal worden gezocht. Vaak is een wekelijks gesprek voor ene psychiater dan ook maar een obligaat gesprek omdat ook hijzelf geen vertrouwen in een goede afloop heeft. Een mogelijke opname in een psychiatrisch ziekenhuis is vaak de uiteindelijk uitkomst van het voortdurend mislukken van therapie.

De stoornis is er eentje waar een patiënt zijn leven lang last van zal blijven houden.

1 opmerking:

  1. Wat een duidelijk artikel! Al jarenlang wordt onze buurt verpest door iemand die overal en van iedereen (ook zijn eigen vrouw) aanleiding ziet om zich te moeten verdedigen tegen vermeende samenzweringen e.d. Bij het minste geringste begint hij te schreeuwen, te dreigen en zelfs te vechten. Huiselijk misbruik zijn voor hem normaal (zijn vrouw zou een hoer zijn en erger...) Belt men 's nachts de politie om hiertegen iets te ondernemen, dan begint hij als een klein kind te huilen als die langskomt. Als zijn familie op bezoek komt, moet men meeluisteren naar zijn geschreeuw en leugens over alle tering mongolen op zijn werk en in onze flat, die hem zogenaamd een hak willen zetten. Iedereen in ons gebouw vermijdt hem, want men is bang voor hem, zijn leugens, zijn geschreeuw, bedreigingen en gewelddadig gedrag. Sommige bewoners zijn uit pure ellende al verhuisd. Hoewel ik me grote zorgen maak over zijn vrouw (waarschijnlijk al lijdend aan een battered wife syndrom) en kleine dochter, ben ik nu - na het lezen van dit artikel - ervan overtuigd dat deze man een PDD stoornis heeft en opname in een PZ met goede therapie waarschijnlijk de enige oplossing is. Dit te bewerkstelligen is echter de taak van deskundigen en niet van 'zomaar' een bezorgde burger.

    BeantwoordenVerwijderen